Honen is wat hij doet. Snuivend zijn neus optrekken.

Bij alles wat je zegt. Bij alles wat je doet of wenst.

 

Moeder is bang voor hem. Hulp komt dus niet van haar.

 

Je hele lijf reageert. Je buik doet zeer en je kunt niet eten.

Je hart klopt een marathon. Je kin trilt.

Je ogen stromen papieren propjes op mijn tafel.

Wit als sneeuwballetjes.